HET DIEREN RIJK KUNNEN WIJ VERDELEN IN TWEE HOOFDGROEPEN

1. De Gewervelde dieren

De gewervelde dieren hebben een wervelkolom en huidbedekking.

2. De Ongewervelde dieren

Ongewervelde dieren hebben geen inwendig skelet, vaak uitwendig skelet, (chitine huid) b.v., spin.

 Gewervelde dieren zijn:                                    

1. Zoogdieren              

2. Vogels.                 

3. Reptielen.

4. Amfibieën.

5. Vissen  (kraakbeen, beenvissen, kaaklozen )

Hoofdindeling Gewervelde dieren

1. Zoogdieren.

Zoogdieren hebben een huidbedekking, zogen jongen en zijn warmbloedig.

2. Vogels.

Vogels planten zich voort door middel van eieren, hebben een huidbedekking van veren en zijn warmbloedig.

3. Reptielen.

Reptielen hebben een harde huidbedekking, leven op het land, zijn koudbloedig, hebben longen en kennen een inwendige bevruchting.

4. Amfibieën.

Amfibieën leven zowel op het land als in het water, hun huis is naakt, ze hebben water nodig om uitdroging te voorkomen, zijn koudbloedig, hebben kieuwen of longen, kennen een uitwendige bevruchting en kennen een metamorfose.

5. Vissen.

Vissen hebben een huid die bedekt is met been en schubben, ze zijn koudbloedig, hebben een kieuwademhaling, zowel uitwendige als inwendige bevruchting.

 

 De vissen kunnen wij verder onderverdelen in drie hoofdgroepen.

Kraakbeenvissen, Beenvissen en de Kaaklozen.

De kraakbeenvissen “Chondrichthyes hebben een skelet van kraakbeen, geen echte vinstralen en de bek bevindt zich aan de onderzijde van de kop. Ze bezitten een paar neus gaten en een beperkt serie kieuwspleten. De huid is bedekt met harde tandvormige uitsteeksels. De bevruchting vindt altijd inwendig plaats. De jongen kunnen op drie verschillende manieren ter wereld komen. De klasse omvat de Haaien, Roggen en Draakvissen.

De Beenvissen  “Osteichthyes hieronder vallen vissen met benig kieuwdeksel dat de kieuwlagen bedekt. De klasse beenvissen is in diverse ordes te verdelen. Haring, Aal, Geep, Zeenaald, Baars en Platvisachtigen. De orde baarsachtige bezit ontzettend veel onder ordes, bv. Baracudas, Zeebaars, wrakbaars, Rascasse, Slijmvissen, Pietermannen, Ponen, Horsmakrelen.

De Kaaklozen “Agnathazijn primitieve gewervelde dieren, die wel wat op paling lijken, bezitten geen schubben, lichaam voelt slijmerig aan, een spleetvormige of ronde bek.  Slijmprikken “Myxinoidea”, zijn zuiver mariene vissen., komen voor in het Noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan, noordelijk deel van de Noordzee, Middellandse Zee, Atlantische kusten van Noord-Amerika.De Prikken “ Hyperotreta ” planten zich voort in zoetwater maar sommige soorten brengen hun hele leven door in zee. Komen voor aan de kusten van noordwest europa, IJsland, Atlantische kusten van Noord-Amerika, Middellandse Zee en sporadisch in de Oostzee.

 

Ongewervelde dieren zijn:

1. Manteldieren.              2. Sponzen.

3. Geleedpotigen.           4. Holtedieren.                               

5. Weekdieren.               6. Stekelhuidige.

7. Wormen.                     8. Plankton.

 

Doordat steeds meer mensen gaan duiken komen ze in een omgeving waar ze van nature niet thuis horen. Daar komen ze in aanraking met dieren die ze normaal nooit zouden ontmoeten, en eventueel met vervelende gevolgen. Zeker in afgelegen tropisch oorden en exotische plaatsen is de kans op ontmoeting met “gevaarlijke zeedieren”groot. Zo selecteert de natuur bij elk diersoort specifieke eigenschappen die de soort beter in staat stelt om te overleven. Een aantal van die eigenschappen kan gevaar op leveren voor de mens. Wij betitelen deze dieren als “gevaarlijk”, maar wij begeven ons in hun wereld en moeten er voor zorgen dat wij deze dieren niet provoceren zodat zij zich niet hoeven te verdedigen. Het zijn dieren die mogelijk gevaar op kunnen leveren maar niet gevaarlijk zijn. Het dier reageert slechts instinctief op een situatie door ongewenst gedrag of onbekendheid met een diersoort door het slachtoffer.

 

Phyllodesmium longicirrum  (Solar slak) is waarschijnlijk de meest spectaculaire soort van de naaktslakken die een symbiotische relatie met eencellige planten (zoöxanthellen) heeft geëvolueerd. Zij is uitzonderlijk groot, vaak meer dan 12 cm lang en de cerata zijn geëvolueerd tot grote platte "zonnepanelen" om zoveel mogelijk algen in zijn lichaam te optimaliseren. Het is bekend dat de slak zich voed met de zachte koraal Sarcophyton, maar we weten niet of hij ook andere zachte koralen eet.